[Klamp]
KLAMP, z.n., m., des klamps, of van den klamp; meerv. klampen. Een hulpmiddel, om iets vast te houden, te verbinden: sla er eenen klamp tegen. Houten klampen. Zoo heet eene dwarsplank, die twee planken verbindt, een klamp. Vele stapels hooi, door inzakking naauw vereenigd, heten een klamp hooi. Wij volgen, in het geslacht, Pieterson: Halma en Hoogstraten verkiezen het vrouwl.