nen, de klad, of het kladboek. Klad heet ook eene groote verlaging in den prijs, door te goedkoop iets wegtegeven: hij heeft er de klad ingebragt. Klad, voor kladpapier, schijnt onz. te zijn. Ook wordt een morsig vrouwspersoon dus genoemd: zij is een regte kladde. Ey, valsche kladde. Col. v. Ryss. Eindelijk noemt men de geslotene knoppen van klissenkruid, in Gron., kladden, Geld. klassen. Bij Kil. kladde, klisse. Lappa. Van hier de spreekw. hij houdt aan als eene klad, hij bindt, telkens, zijn verzoek aan. Het meerv. kladden is ook gebruikelijk in de lage spreekwijs: iemand bij de kladden krijgen, hem
aangrijpen. Van hier kladdig, kladdigheid, kladderig. Zamenstell.: kladdeboter, boter, die vervalscht wordt, om haar tot eenen lagen prijs te verkoopen: ook een morsig wijf. Voords: kladpapier, kladschilder, kladschilderen, kladschilderij, kladschuld, kleine schuld.