overmits de klauw (des ankers) was recht getrokken. Bógaert. Zoo heet ook een tuingereedschap, met tanden, om te wieden, een klaauw, gemeenelijk, anders klouw, waarvan klouwen, opklouwen. Verkleinw. klaauwtje: de klaauwtjes der wijngaardranken. Zamenst.: beerenklaauw, enz. Klaauwhamer.
Klaauw, hoogd. klaue, Notk. chlauuo, opperd. klaa, neders. klaue, eng. claw, deen. kloe, klov, zw. klo, klöf, ijsl. klö, angels. clawn. Het komt af van klieven, klooven.