[Kipperen]
KIPPEREN, onz. w., gelijkvl. Ik kipperde, heb gekipperd. Dit woord, dat in Geld. keperen heet, wordt gebruikt van een prikkelend gevoel der handen, wanneer zij van koude doortinteld zijn. Een voorddur. werkw., van kippen, snijden, gevoelig raken, eng. to chip.