Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Kinderen] KINDEREN, onz, w., gelijkvl. Ik kinderde, heb gekinderd. Kinders krijgen: heeft uwe vrouw nog nooit gekinderd? Vorige Volgende