[Ketsen]
KETSEN, onz. w., gelijkvl. Ik ketste, heb en ben geketst. Het kissende geluid, welk een geweer maakt, als het op de pan afbrandt. Mijn geweer ketste. Figuurl., niet doorgaan, afspringen: die zaak is geketst. Ketsen is ook zooveel als kitsen. Zie dit woord.