[Kerkhof]
KERKHOF, z.n., m., des kerkhofs, of van den kerkhof meerv. kerkhoven. De plaats rondom eene kerk, waar dooden begraven worden; hij verkoos, op den kerkhof begraven te worden. Eene afgeperkte plaats, tot datzelfde einde dienende: de kerkhof is buiten het dorp aangelegd. Eene plaats, waar velen omkomen: Guinea is Nederlands kerkhof. In eenige oorden van het Vaderland is het van het onz. geslacht. Zamenstell.: kerkhofsbloem, eene bloem, die op den kerkhof wast. Fig.: hij draagt reeds kerkhofsbloemen, in den vertrouwelijken spreektrant, voor: hij heeft al grijze haren.