Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 473]
| |
lat. cannabis. Ende begost men broodt van kennip en raapzaadt te bakken. Hooft. Van hier kennepblouwel, een werktuig, om kennep te braken. Bij de Engelschen is a blow een slag, een veeg: ook is bij Kil. het vlas blouwen. Voords: kennepkoek, enz. |
|