[Keizel]
KEIZEL, (keezel) z.n., m., des keizels, of van den keizel; meerv. keizels. Een steen, een kei, anders keizelsteen; vonken uit Sisijphs keizelsteen. Hooft. Het slaan verwekt de vonk uit 's keizelsteens quetsuur. Hooft. Van hier ook keizelgruis. In Friesl. is het enkele keizel, ook voor puin, steengruis, gebruikelijk.