Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 466]
| |
keep, hij staat op zijn stuk. Ook keep houden, vasthouden. In het neders. is kippen afhouwen; van kappen. Kip is bij ons ook in gebruik. Verkleinw. keepje. |
|