[Kat]
KAT, z.n., vr., der, of van de kat; meerv. katten. Eene soort van schip, een katschip, met eenen bak van voren, en anderhalf verdek; even als een fluitschip, schoon iets kleiner. Het schijnt, dat dit schip, om zijne snelheid, dezen naam draagt. In het oudfransch heet chaz en het middeleeuw. catta, cattus, gatus, gattus, eene gelijke soort van vaartuig. Ons jagt, jagen heeft hiermede overeenkomst.