Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Kassig] KASSIG, bijv. n. en bijw., zonder trappen van vergrooting. Dit woord wordt van papier gezegd: dit papier is vrij kassig, bij dien riem zijn vele gescheurde vellen. Zie ig. Vorige Volgende