Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 455]
| |
rondom den rand insnijden. Thands wordt het onz. meest gebezigd, voor schiften, zamenloopen: de melk is gekarteld. Ook voor haken, haperen: het kartelt. Ook voor omkronkelen. Van hier karteling. Het is van kerten, karten, voorddur. werkw. van het oude karen, snijden, waarvan kerven. |
|