[Karabijn]
KARABIJN, z.n., vr., der, of van de karabijn; meerv. karabijnen. Een roer met een draaislot, voorheen een geweer der ligte ruiterij. Thands verstaat men er door een roer met eenen getrokkenen loop, dat den kogel ver brengt. Die de zwangre karrabijn quam los te drukken. Vond. Bij Hooft komt het ook voor eenen karabijnruiter voor: hij slingerde zijn' Carabijnen voor zich. Uit het fr. carabine.