[Kabinet]
KABINET, z.n., o., des kabinets, of van het kabinet; meerv. kabinetten. Een onduitsch woord, dat, in eenige oorden van Nederland, kamnet, kammenet wordt uitgesproken; van het fr. cabinet. Een schrijn, eene kas met verscheidene laden: 'k ontsluit het kabinet. Hooft. In het bijzonder eene kas, waarin zeldzaamheden der natuur en kunst bewaard worden. Wijders, een groot vertrek, waar die stukken aan de Liefhebbers vertoond worden: het kabinet des konings bevat eene schoone verzameling. Ook, bij overnoeming, de aldaar verzamelde zeldzaamheden: zijn kabinet wordt verkocht. Een geheim vertrek, voornamelijk, van Vorsten: de koning liet hem in zijn kabinet brengen. In het bijzonder de zaal, waar