[Kabeljaauw]
KABELJAAUW, z.n., m., des kabeljaauws, of van den kabeljaauw; meerv. kabeljaauwen. Een zeevisch, die gedroogd, onder den naam van stokvisch bekend is. Eenen kabbeljaau tot twee en twintig gulden te betaalen. Hooft. Van hier kabeljaauwsch, een woord, uit de vaderlandsche geschiedenis genoeg bekend. Zamenst.: krimpkabeljaauw - kabeljaauwvangst, kabeljaauwvisscherij.
Hoogd. kabeljau, fr. cabeliau, deen. kabliau, middeleeuw. cabellauwus, cabelgensis. Onze nederlandsche ooren zijn anders aan bb gewend, kabbeljaauw.