[Inweven]
INWEVEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. in en weven: ik weefde in, heb ingeweven. Door weven inwerken. Figuurl.: bijteekeningen ten voorneemlijken werke inweeven. Hooft. Van hier inweefsel, in den eigenlijken zin: ook fig.: door een verstandig inweefzel van de verhevenste stukken. Overz. van Hervey.