Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 378] [p. 378] [Inkrijgen] INKRIJGEN, bedr. w., ongelijkvl. Van het scheidb. voorz. in en krijgen: ik kreeg in, heb ingekregen. Binnen zich ontvangen: het schip kreeg water in. Binnen krijgen: ik kan het vat niet inkrijgen. Ik heb mijn geld ingekregen. Vorige Volgende