[Ingeesten]
INGEESTEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. in, en het verouderde geesten: ik geestte in, heb ingegeest. Ingheesten bij Kil., die het door inspirare overzet. De Ouden gebruikten dit woord voor ingeven door den geest, en wel, met een onscheidb. voorz.: God ingeestte hem. Van hier ingeesting: met ware verborghender ingeestinghe. Tuinman. Ingeesting des gemoeds (instinctus) komt bij Oud. voor. Het deelw. ingegeest is nog in gebruik: met den zelfden ingegeesten Schrijver. Overz. v. Herv. De krachtige uitdrukkingen der ingegeeste Schrijveren op dit stuk. Frantzen. Het enkele geesten was bij de Ouden blazen. Waar, in de tegenwoordige overzetting van den Bijbel, staat: de wind blaest, waerhenen hij wil, stond in de oude van 1477: die geest geestet, so waer hi wilt. Dus zeiden zij ook ontgeesten, voor buiten de zinnen verrukken.