[Ingeerfde]
INGEERFDE, z.n., m. en vr., des ingeerfden, of van den ingeerfden, - der, of van de ingeerfde; meerv. ingeerfden. Een eigendommelijk bezitter, anders, eigenerfde genoemd. Het is, eigenlijk, het verl. deelwoord van inerven. Alwaar de ingeerfden te groot een' bekooring leeden. Hooft.