Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Impost] IMPOST, z.n., m., van den impost, het meerv. is niet gebruikelijk. Onduitsch woord, zoo veel als belasting, van het fr. impôt, impost, dat, eigenlijk, opgelegd heet, van het lat. inpositum. Vorige Volgende