Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L (1802-1803)

Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L

(1802-1803)–P. Weiland– rechtenstatus


[Ij] IJ, z.n., o., van het ij; zonder meerv. Een bekende inham der zuider zee. In Zuiderzee verdrinkt het IJ. Vond.
[pagina 349]
Ten Kate vergelijkt het angels. ijtha, aestus marimus, omdat het IJ, van het begin tot het einde, aan eb en vloed onderworpen is.