[Ie]
IE, een zachtstaartige uitgang achter zelfstandige naamwoorden, die dezelven, doorgaands, vrouwlijk maakt, en uit het lat. ium en ia ontstaan is, als: falie uit pallium, griffie uit graphium, foelie uit folium; zoo ook evangelie, olie, menie. Uit ia, als: glorie van gloria, andijvie van endivia, malie van malia. De woorden, die dezen uitgang hebben, voegen eene enkele n, of s, in het meerv., achteraan, als: olie, olien, knie, knien, berrie, berries.