[Huds]
HUDS, z.n., vr., der, of van de huds; meerv. hudsen. Eene slet, een versletene lap, oud kleedje. Die het heel wel maken, als zij in de hudsen zijn, voor dat de handwijzer op, en neêrslaet. De Brune. Hudsen, hedsen, bij Kil. panniculi, panni viles, triti et laceri.