Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 306]
| |
len, beleedigen: iemand honen. Lasteren: om den levenden Godt te hoonen. Bijbelvert. Van hier honer. Zamenst. hoonspraak, lastering. Oul. zeide men ook hoonen; doch thands is de uitspraak honen. |
|