[Hokken]
HOKKEN, onz. w., gelijkvl. Ik hokte, heb gehokt. Hetzelfde als hukken, waarvoor thands alleen hurken, nederhurken. Hokken is nog in het kaartspel gebruikelijk, om te kennen te geven, dat iemand geene volgende kaarten meer kan spelen: het hokt: bij wien hokt het?