Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Herademen] HERADEMEN, onz. w., gelijkvl. Ik herademde, heb herademd. Adem halen, in het lat. respirare: du en sulste nemmermere herademen. Bijb. 1477. Vorige Volgende