[Helm]
HELM, z.n., m., des helms, of van den helm, meerv. helmen. Een lange steel. Het woord is, buiten zamenstelling, niet in gebruik. Van hier helmstok, de stok, waarmede het roer gedraaid wordt; helmbaard, waarvoor Hooft, Vond. en anderen hellebaard bezigen, eene barde met eenen helm, of steel. Van hier hellebaardier. Het komt van helden, dat is houden.