[Hardebollen]
HARDEBOLLEN, onz. w., gelijkvl. Ik hardebolde, heb gehardebold. Met harde bollen, dat is hoofden, tegen elkander stooten. Overdr., iets hevig uitstaan: met het schip tegen de dolle zee en felle winden te kunnen hardebollen. Bógaert. Insgelijks, in strijdige gevoelens zich sterk tegen elkander verzetten: zij waren braaf aan het hardebollen, in de gemeenzame verkeering.