[Haftig]
HAFTIG, een uitgang achter sommige bijvoeglijke naamwoorden gebruikelijk, om aanteduiden, dat iets waarlijk de eigenschap eener zaak heeft; van haven, haben, hebben. In het hoogduitsch luidt het ook haftig. Zoodanige bijv. naamwoorden zijn: ernsthaftig, heldhaftig, krijgshaftig, manhaftig, naamhaftig, zeeghaftig. Om de voetmaat gebruiken de Dichters den uitgang haft: om uw heldhafte daan draagt gij een lauwerkroon. Voor haftig hebben eenige bijv. naamwoorden achtig, als: deelachtig, waarachtig, woonachtig, met den nadruk op dezen uitgang. Zie achtig.