[Graniet]
GRANIET, z.n., m., des graniets, of van den graniet; meerv. granieten. Een zeer harde gevlekte steen van verscheidene kleuren, waaruit dikwijls gansche bergen bestaan. De gehouwene steen is manlijk, en lijdt, dan, een meerv., de stof zelve onzijdig. Misschien van granum, om zijne stippen en vlekken, afkomstig.