[Granaat]
GRANAAT, z.n., m., des granaats, of van den granaat; meerv. granaten. Een edelgesteente. Voor den geslepenen steen is het manlijk, met een meervoud - voor de stof zelve is het onzijd., zonder meervoud. Het ontstaat uit het middeleeuw. granatus; en dat uit granum, eene korrel, omdat de ruwe steen, gemeenlijk, den vorm van eene hoekige korrel heeft.