[Got]
GOT, z.n., m., des Gots, of van den Got; meerv. Gotten. Zeker volk: de Gotten waren de eerste volken, die, onder de regering van Markus Aurelius, in het jaar 161, eenen inval in het roomsche gebied deden. Toen zij in Dacie en Moesie waren, bragten zij de moesogottische taal daar in zwang. Van hier moesogottisch.