[Goedkoop]
GOEDKOOP, bijv. n. en bijw., goedkooper, goedkoopst. Niet dier, laag in prijs. Dat zijn goedkoope waren. Gij hebt dat goedkoop gekocht. Sommigen verdenken deze verbuiging, en spreken: beter koop, best koop. Men bedilt zelfs zulke uitdrukking, en zegt: goedkooper is goed koper, het tegengestelde van kwaad koper. Dan, men heeft ongelijk. Het woord goed is onveranderlijk en van koop onafscheidbaar, hetwelk alleen verbogen kan worden: goedkoope, niet goede koop, waren. Dit bijv. naamw. alleen neemt, dan ook, de uitgangen van er en st, in de trappen van vergelijking, aan: goedkooper, goedkoopst; even als goedgunstig, goedgunstiger, goedgunstigst. Zoo schrijft ook de Hoogduitscher: wohlfeil, wohlfeiler, wohlfeilste.