Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 163] [p. 163] [Gewezen] GEWEZEN, bijv. naamw. Die, of dat geweest is: mijne gewezene leermeesteres. Oud. heeft nog geweesde. Oul. was dit gewezen ook het verled. deelw. van het werkw. wezen, waarvoor wij thands geweest bezigen. Vorige Volgende