[Geweten]
GEWETEN, z.n., o., des gewetens, of van het geweten; meerv. gewetens. De bewustheid van onze zedenlijke verrigtingen, en derzelver hoedanigheid, met de beoordeeling van die daden, in opzigt tot hare prijs- of strafwaardigheid: een blank geweten. Een goed geweten. Een verkragt - toegeschroeid geweten. Het bezwaarde geweten ontlasten. Tegen zijn geweten spreken - handelen. Zamenstell.: gewetenloos, gewetensdwang, enz.