[Gevoeligheid]
GEVOELIGHEID, z.n., vr., der, of van de gevoeligheid; het meerv. is niet in gebruik. Misnoegen: hij toonde, weldra, zijne gevoeligheid over dat vergrijp. De toestand van een gevoelig hart: vele schriften zijn van zulken aard, dat zij de eigene gewaarwordingen der opstellers uitdrukken, en, in de ziel van den lezer, eene soortgelijke teedere gevoeligheid verwekken. Zie heid.