gezegd had, dat hij wegging. Hiervoor eischt de beschaafdere stijl: zoodra hij dit gezegd had, ging hij weg. Tot dadelijkheid gebragt, voleind worden. De onderhouding van ons leven geschiedt niet zonder middelen. Gods wil geschiede! - Het is door eene dwaling geschied. Het is geschied - het is gedaan. In den onvolmaakt verledenen tijd van dit werkw. heeft Hooft geschach: dit geschach met zulk een felheid. - Van hier geschiedenis. Zamenst.: geschiedboek, geschiedkunde, geschiedkundig, geschiedschrijver, geschiedenisboek.
Geschieden, oul. schieden, hoogd. geschehen, Otfrid. kiskehan, Notk. gischehen, neders. schuen, entschueen, zweed. ske, ijsl. skedur, lapl. skiaddet. Wachters gissing is niet van allen grond ontbloot, dat het met het lat. cadere, accidere, gebeuren, waarvan het fr. êchoir (escheoir) afkomt, eenen oorsprong heeft.