[Gematigd]
GEMATIGD, verl. deelw. van matigen. Dat niet te veel van het eene, noch van het andere, heeft. De gematigde luchtstreek, het land, tusschen de keerkringen en de spilkringen. - Een gematigd man, die door wijsheid, zich zelven in voorkomende gelegenheden bezit. - Gematigde gramschap, enz. Van hier gematigheid. Zie matigen.