[Gemanierd]
GEMANIERD, bijv. n. en bijw., gemanierder, gemanierdst. Wel opgevoed. Eene gemanierde dogter. - Een onduitsch woord; van het fr. maniere, waarvan ons woord manier, dat reeds zijn burgerregt schijnt verkregen te hebben. Van hier gemanierdheid. In eenen deftigen stijl zijn die woorden niet goed te keuren.