[Gelukken]
GELUKKEN, onz. w., gelijkvl. Gelukte, is gelukt. Wel uitvallen; met den derden naamval. Die onderneming, hoe gevaarlijk ook in den eersten opslag, is hem echter gelukt. Gebeuren: het gelukt allen menschen niet, uit eenen behoeftigen stand, tot eenen aanzienlijken kring te geraken. Zie lukken.