[Gelol]
GELOL, z.n., o., des gelols, of van het gelol; zonder meerv. Het geluid van katten en katers; ook een vervelend gezang: want lollen heette, oudtijds, ook numeros, non verba canere, zoo als Kil. het verklaart: hoor dat gelol eens - houd met uw gelol toch op. Zie lollen.