[Gehugt]
GEHUGT, z.n., o., des gehugts, of van het gehugt; meerv. gehugten. Eigenlijk, een drommel huizen, op eene hoogte aangelegd. Daar dit woord waarschijnlijk van hoog komt, waarmede het hoogd. Hügel, een heuvel, overeenstemt, is de spelling met eene ch, gehucht, aftekeuren.