[Fut]
FUT, een woord van verachting, of kleinachting, in den gemeenen spreektrant gebruikelijk: dat is maar fut, dat is niets. Hij beloofde plegtiglijk, zijn gedrag te zullen veranderen, maar het was wel fut. Het eigenlijke woord is vud, hetzelfde als vod, beteekenende iets, dat gering, slecht, verachtingwaardig is; doch de uitspraak is hier gewoonlijk hard, en men zegt fut. Zie vuig.