[Elen]
ELEN, uitgang van sommige werkwoorden, die eene of meerdere herhalingen van derzelver beteekenis te kennen geeft, overeenkomende met den lat. uitgang itare. Zoo zegt men trappelen, gedurig trappen, trippelen, gedurig trippen, druppelen, gedurig druppen, broddelen, gedurig brodden, bedelen, gedurig beden, nu bidden, pratelen, gedurig praten enz. Om een geluid, dat lang achtereen, en als met gedurige herhalingen, gehoord wordt, uittedrukken, bedient men zich doorgaands van werkwoorden, die dezen uitgang hebben, als: ratelen, rommelen, kakelen, mompelen, babbelen, trommelen, rammelen, enz. Doch in dezen uitgang wordt de l dikwijls verwisseld met de r, als: stamelen, stameren, bobbelen, bobberen, snippelen, snipperen.