[Eindrijm]
EINDRIJM, z.n., o., des eindrijms, of van het eindrijm; meerv. eindrijmen. In de dichtkunst, het rijm aan het einde der regelen, zoo als men tegenwoordig alleen bezigt, in tegenoverstelling van het voormaals gebruikelijke rijm, ook aan het begin, of in het midden der regelen, b.v.
Looft al den Heer, met groot begeer, van zijn duechden,
En geeft hem eer, nu altoos meer, want hij ons seer
Tot desen keer, vervult met vruechden.