Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Eindelijk] EINDELIJK, bijw. en bijv. n.w. Bijw. eindelijk zal hij komen. Bijv. n.w., dat eindelijk plaats heeft: de eindelijke gelukzaligheid van alle menschen. Der Grieken onderganck en eindelijck bederven. Hooft. Vorige Volgende