[Dukaat]
DUKAAT, z.n., m., des dukaats, of van den dukaat; meerv. dukaten. Eene gouden munt van vijf guldens en vijf stuivers, hollandsch geld. Van het lat. ducatus, d.i. hertogdom, omdat een hertog van Ferrara deze munt het eerst heeft laten slaan. Zamenstelling: dukatengoud.