Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Dufsteen] DUFSTEEN, ook duifsteen en tufsteen, z.n., m., des dufsteens, of van den dufsteen; meerv. dufsteenen. Van het gr. τοφος, of het lat. tophus. Vorige Volgende