Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 568]
| |
doorgestreken. Figuurlijk, berispen, doorhalen: ik heb hem duchtig doorgestreken. Onzijd., zich wegpakken: hij is eensklaps doorgestreken. |
|